De grootste vijand van gezonde groei in ons geestelijke leven zou wel eens de angst voor hoogmoed kunnen zijn. We durven onszelf niet als godenzonen en -dochters, als zonen en dochters van de Allerhoogste te beschouwen. Iemand die zichzelf wel zo durft te zien en daar openlijk voor uitkomt, wordt al snel als hoogmoedig gezien.
Het vlees (de oude mens) is er als de kippen bij als iemand zichzelf als ‘zoon van God’ (als goddelijk) ziet. Aanklachten als “Pure hoogmoed!“, “Je moet niet denken dat je volmaakt bent!” of “Je bent niet gelijk aan Jezus!” zullen je om de oren vliegen. Bij Jezus leidde zijn veronderstelde ‘hoogmoed’ uiteindelijk tot de aanklacht ‘blasfemie’ en hij werd op grond daarvan aan een kruis genageld.
Zolang we – als gevolg van een verduisterd bewustzijn – naar het vlees wandelen en vanuit deze staat van bewustzijn onszelf als goddelijk zien en ons daarvoor gaan uitgeven, gaat het inderdaad mis. Tegen hen zegt Johannes:
“God is Licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben (één met God zijn, als God zijn), maar tegelijk in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet.” (1 Johannes 1:5,6)
Aan de vruchten kent men de boom. Als mensen, die zichtbaar in de duisternis wandelen, zichzelf voor goddelijk uitgeven en dat breeduit rondbazuinen, dan moeten we daar zeker vraagtekens bij zetten. In deze hoedanigheid zal het vlees, de aanklager van ‘Christus in ons’, niets van zich laten horen. Zolang het ego zelf op de troon zit, zal de haan in ons – als we onszelf als ‘zoon van God’ etaleren – niet kraaien. Dat wil niet zeggen, dat zo iemand van nature niet goddelijk zou zijn, maar vanuit een wandel naar het vlees, kan dat nooit zichtbaar worden.
Zodra wij ons echter uitstrekken naar het deelachtig worden aan de goddelijke natuur, dan begint het vlees, als tegenstander van ‘Christus in ons’, zich te verzetten. De oude mens voelt als het ware dat zijn laatste uur heeft geslagen.
“Wij zijn met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst.” (2 Petrus 1:4)
Het verlangen om onze goddelijke natuur bewust te worden is volledig legitiem. Sterker nog, het is het verlangen dat God in ieder mens heeft gelegd. Augustinus deed de uitspraak: “Onrustig is ons hart totdat het rust vindt in God.”, waarbij we het ‘in God zijn’ mogen zien als eenheid met God. Alleen daarin is rust te vinden. Uiteindelijk zal God alles en in allen blijken te zijn (1 Korintiërs 15:28) en dat kan alleen werkelijkheid worden als iedereen zich als God bewust wordt. Om ons onze Christus-identiteit bewust te worden, zullen we het vlees (het valse zelf, ego) moeten kruisigen! Angst voor hoogmoed kan alleen vanuit het vlees voortkomen. Dus zodra we, vanuit een verlangen naar meer van God, merken dat deze angst in ons parten speelt, mogen we dat aan het kruis nagelen. Volmaakte liefde drijft alle angst uit, dat geldt ook van de angst voor hoogmoed.
Waar komt de angst voor hoogmoed vandaan?
Daarvoor moeten we naar Genesis 3, waarin het verhaal van de zogenoemde ‘zondeval’ wordt beschreven. De slang, een beeld van het vlees, de aanklager en tegenstander van ‘Christus in ons’, sprak tot de mens:
“Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.” (Genesis 3:4,5)
De gangbare opvatting onder ‘Bijbelgetrouwe’ christenen is dat de mens van de verkeerde boom gegeten zou hebben, omdat men als God wilde zijn. Het was hoogmoed dat ons in verleiding zou hebben gebracht. Hoogmoed wordt dan ook wel gezien als de ‘oerzonde’ en daarmee de oorzaak van de ‘zondeval’. Denk aan het spreekwoord hoogmoed komt vóór de val. Dit verklaart de angst voor hoogmoed die bij veel christenen parten speelt.
Wat we met deze interpretatie over het hoofd zien, is dat de slang ook in deze passage de ‘vader van de leugen’ is. De slang is een synoniem voor het vlees (de oude mens) dat ons bestookt met leugenachtige gedachten. Vleselijke gedachten zijn per definitie het tegenovergesteld aan de gedachten vanuit de Geest. Alle vier de uitspraken, waarmee de slang de mens probeert te misleiden, zijn vanuit de Geest gezien leugens. Het vlees misleidt ons met vier leugens op een rij:
- Gij zult niet sterven. Vanuit het vlees gezien is dit waar. De mens valt niet gelijk dood neer als hij gehoor geeft aan vleselijke gedachten. In geestelijke zin sterft de mens wel degelijk. Het gaat hierbij om de ‘eerste dood’, waarbij we ons de geestelijke werkelijkheid niet meer bewust zijn. Door de verduistering in ons bewustzijn zijn we ons onze Christus-identiteit niet meer bewust.
- Uw ogen zullen worden geopend. Vanuit het vlees gezien is dit waar. Hun ogen werden inderdaad geopend voor het onderscheid tussen goed en kwaad, met alle desastreuze gevolgen van dien. Geestelijk gezien gebeurt het tegenovergestelde als we gehoor geven aan vleselijke gedachten, namelijk ons ogen worden gesloten voor de geestelijke realiteit. Het directe gevolg is dat ons bewust zijn van onze Christus-identiteit kwijtraken. Jezus van Nazareth heeft onze ogen hiervoor willen openen (Lukas 4:18).
- Gij zult als God zijn. Vanuit het vlees gezien moeten we nog ‘als God’ worden. Vanuit de Geest gezien is de mens naar Gods evenbeeld en Gods gelijkenis geschapen. “Gij zijt goden“, zegt de Psalmist en Jezus bevestigde dit nota bene richting de Farizeeën en Schriftgeleerden (zie Psalmen 82:6; Johannes 10:34). We kunnen alleen vanuit het vlees denken dat we ‘als God’ moeten worden, omdat in die hoedanigheid onze ogen gesloten zijn voor onze Christus-identiteit. Op het moment dat we denken dat we nog ‘als God’ moeten worden, is de eerste ‘dood’ (de val in ons bewustzijn) al ingetreden en zijn onze geestelijke ogen al gesloten (de zogenoemde ‘geestelijke dood’). We wandelen dan naar het vlees. Zodra we de vleselijke leugen van de ‘slang’ (als God willen worden, hetgeen vanuit het vlees gezien als hoogmoed klinkt), als waarheid aannemen, heeft de val in het bewustzijn van de mens al plaatsgevonden. Vanuit de Geest gezien komt hoogmoed dus niet vóór de val, maar ná de val.
- Kennende het goed en het kwaad. Vanuit het vlees gezien lijkt dit inderdaad zo te zijn. Het geestelijke bewustzijn van de mens is verduisterd geraakt, waardoor wij naar het vlees zijn gaan wandelen. Het vlees maakt altijd onderscheid tussen goed en kwaad. Deze verduisterde binnenwereld (bewustzijn) projecteren we op onze buitenwereld en gaan we vervolgens als werkelijkheid waarnemen; we zien aan wat voor ogen is. Op dezelfde manier zijn we ons ook een beeld van God gaan vormen, dat gebaseerd is op onze verduisterde binnenwereld. We zijn gaan geloven dat God – net als de gevallen mens – ook het onderscheid tussen goed en kwaad moet kennen. Maar dit valt onder de categorie vleselijk denken. Vanuit de Geest gezien bestaat de dualistische wereld van goed en kwaad, zoals wij die vanuit ons verduisterde bewustzijn waarnemen, niet. In God is gans geen duisternis. We kunnen ons dit vanuit de gevallen staat van ons bewustzijn maar moeilijk voorstellen, maar toch is dit de (geestelijke) werkelijkheid. Als Paulus – die in het Licht wandelde – al niemand meer naar het vlees kende (1 Korintiërs 5:16), zou God – die in het ontoegankelijke Licht woont (1 Timoteüs 6:16) – dat dan wel doen?
De bedekking van het vlees zal weggenomen moeten worden, zodat we ons onze Christus-identiteit en het koninkrijk van God weer bewust gaan worden. Dit is alleen mogelijk via de weg langs het kruis, waaraan we dagelijks alle vleselijke gedachten moeten kruisigen. Als we het vlees voor dood houden, kan er geen sprake zijn van hoogmoed. Dat is uitgesloten!
Juist degenen die zich Christus ten volle bewust zijn geworden, kennen niemand meer naar het vlees en zijn zich bewust van het feit dat Christus alles en in allen is (Kolossenzen 3:11b). In de Geest zijn we allemaal gelijk, ieder mens is naar Gods evenbeeld en gelijkenis geschapen, we zijn allemaal goden(zonen/dochters)! Wandelend in de Geest zal er geen haar op ons hoofd zijn, die denkt dat de ene mens goddelijker zou zijn dan de andere. We zijn allen één door Christus en dat geldt zelfs voor Jezus van Nazareth. Hij is ons in alles gelijk geworden, zonder zijn doel te missen, met de bedoeling dat wij hem in alles gelijk zullen zijn en zodoende ook tot ons doel zullen komen.
Het probleem van het vleselijke denken is dat we ons niet bewust durven te worden van wie we in werkelijkheid zijn, vanwege de angst voor hoogmoed! Het zijn de vleselijke gedachten die ons als aanklacht voor de voeten worden geworpen. Zolang we gehoor geven aan deze gedachten, wandelen we naar het vlees en zal de mogelijkheid om werkelijk in de Geest te gaan wandelen worden geblokkeerd. Dit is de belangrijkste reden waardoor we als christelijke kerk en als individuele christenen zo weinig van het koninkrijk van God zien. De werken van het vlees – denk onder andere aan tweedracht, partijschappen en ruzies – blijven ons achtervolgen, waardoor er weinig of geen verschil is tussen gelovigen en niet-gelovigen. De huidige verdeeldheid en polarisatie onder christenen spreekt boekdelen. De ware vrucht van de Geest (waaronder ware nederigheid!), die onder alle omstandigheden zichtbaar wordt, is helaas ver te zoeken. Juist christenen die zichzelf – in tegenstelling tot anderen – als wedergeboren zien en menen ‘in de Geest’ te wandelen, maken zich schuldig aan hoogmoed. Zodra we werkelijk in de Geest wandelen, gaan we Christus in alles en iedereen zien, waardoor het vleselijke onderscheid wegvalt.
De gedachte dat de mens Jezus van Nazareth de enige goddelijke mens zou zijn en dat we hem vooral moeten aanbidden is een vorm van valse nederigheid. Vanuit deze vleselijke kijk op Jezus kunnen we niet anders dan de gedachte dat wij van nature net zo goddelijk zijn als Jezus als hoogmoed zien. Wandelend in de Geest zou onze reactie moeten zijn: Waar haalt de oude mens het recht vandaan om te denken dat niet ieder mens naar Gods evenbeeld en gelijkenis geschapen zouden zijn? Dat wij geen nieuwe schepping zouden zijn, volledig één met de ene nieuwe mens Christus? Aan het kruis met deze vleselijke gedachten!
Jezus van Nazareth wist dat hij de Zoon van God was, omdat hij zich ten volle bewust was geworden van zijn Christus-identiteit. Jezus verkondigde het koninkrijk van zijn Vader. Hij heeft zijn volgelingen nergens opgeroepen om hem als God te aanbidden. Jezus wandelde in de Geest en dat leidt als vanzelf tot ware nederigheid. Het uitgangspunt van Jezus was dat iedereen gelijk is. Hij zei van zichzelf “Ik ben het Licht der wereld“. Dat was geen hoogmoed, waarmee hij zichzelf boven andere mensen plaatste. Nee, Jezus doorzag de leugens van de slang (het vlees). Zijn geestelijke ogen waren opengegaan voor wie hij werkelijk was, Gods geliefde Zoon in wie God een welbehagen heeft. Dat leidde ertoe dat hij andere mensen als zijn broers en zussen zag. Jezus deed niet aan partijschappen en tweedracht (werken van het vlees) en maakte dan ook geen onderscheid tussen zichzelf en anderen. Jezus wandelde in de Geest en dat zien we terug in alles wat hij zei.
“Gij zijt het Licht der wereld.” (Matteüs 5:14)
“Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.” (Johannes 20:17).
En als Petrus zijn belijdenis “Gij zijt de Christus, de zoon van de levende God.” uitspreekt, dan haast Jezus zich om Petrus naar hetzelfde ‘niveau’ te tillen. “En Ik zeg u dat ook u Petrus (Rots!) bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.” (Matteüs 16:18)
God bouwt zijn gemeente op mensen bij wie de geestelijke ogen open zijn gegaan, zichzelf als Christus (gezalfde des Heren) bewust zijn geworden en die vanuit het rijk der duisternis zijn overgegaan in het koninkrijk van het Licht. Als we op deze manier in de Geest wandelen is het vlees gekruisigd en is iedere vorm van hoogmoed uitgesloten. We zullen dan de ander altijd uitnemender achten dan onszelf.
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in mij gelooft, de werken, die ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze.” (Johannes 14:12).
De angst voor hoogmoed heeft zeer verlammend gewerkt in de dogmavorming van de christelijke kerk en in het persoonlijke leven van gelovigen. Zolang er een taboe ligt op de gedachte dat we net zo Christus zijn als Jezus van Nazareth, zullen we nooit in staat zijn om grotere dingen te doen dan Jezus. De enige manier om werkelijk ‘als Jezus in deze wereld te zijn‘ (1 Johannes 4:17) is door alle angst voor hoogmoed aan het kruis te nagelen en in dezelfde zalving van de Geest te gaan wandelen, waarin Jezus van Nazareth op aarde heeft gewandeld en door te erkennen dat deze zalving van de Geest in alle mensen, zonder onderscheid, aanwezig is.
Zou je door willen praten over de inhoud van dit artikel?
Schroom dan niet en neem contact met ons op.
Klik hier als je je wilt abonneren op onze Blog / Infomail.
Vond je dit artikel de moeite waard om te lezen, overweeg dan een kleine financiële bijdrage. Het rekeningnummer is NL94 ASNB 0932 1927 50 t.n.v. P. Overduin.