Een korte noot vooraf. Eeuwig leven vanuit het hier en nu zonder eerst te sterven, vraagt uiteraard om de nodige uitleg en onderbouwing. Zodoende heeft dit artikel meer de vorm van een studie aangenomen.
Allereerst zet ik een paar teksten op een rijtje waarin ons het eeuwige leven wordt beloofd. Het is Johannes, de discipel die het dichts bij Jezus stond, die als enige! evangelist meerdere keren iets over het eeuwige leven schrijft.
“opdat ieder die gelooft, in Hem eeuwig leven heeft. …, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” (Johannes 3:15,16)
“Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven” (Johannes 3:36)
“Waarachtig, ik verzeker u: wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; … hij is van de dood overgegaan naar het leven.” (Johannes 5:24)
“Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft” (Johannes 6:40)
“Waarachtig, ik verzeker u: wie gelooft, heeft eeuwig leven.” (Johannes 6:47)
“Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven” (Johannes 6:54)
“Dit getuigenis luidt: God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in zijn Zoon.” (1 Johannes 5:11)
Verreweg de meeste christenen zien het eeuwige leven als iets dat in het zogenoemde ‘hiernamaals’ pas voluit werkelijkheid zal worden. Tenzij dat Jezus eerder terugkomt, zullen we eerst moeten sterven om in dat ‘hiernamaals’ terecht te komen. Maar waarom komen we in het evangelie van Johannes dan steeds het zinnetje ‘heeft eeuwig leven’ (o.t.t.) tegen en niet ‘zullen in de toekomst eeuwig leven ontvangen’? Jezus verkondigde in woord en met daad het koninkrijk van God in het hier en nu. Waarom zou dan de belofte van eeuwig leven voor het ‘hiernamaals’ zijn, na de dood van ons fysieke lichaam? Waarom zou Jezus alleen op onze geest/ziel wijzen en niet op ons lichaam? Waarom hebben we het ‘eeuwige leven’ vergeestelijkt, alsof het alleen om onze ziel zou gaan en niet om ons fysieke lichaam? Is dat niet veel te dualistisch en Grieks gedacht?
Zelf ben ik er inmiddels van overtuigd geraakt dat het wel degelijk mogelijk is om vanuit ons fysieke bestaan in het hier en nu (naar Geest, ziel en lichaam) het eeuwige leven binnen te gaan. Om te beginnen wil ik vanuit de brieven van Paulus laten zien dat dit ten tijde van het nieuwe testament ook de blijde boodschap (het evangelie) was. Daarna wil ik een verklaring geven voor hoe het komt dat we dit als christelijke kerk niet meer geloven. Tot slot leg ik een verband tussen de tijd van toen en nu en geef ik mijn visie op de tijd waarin we nu leven, waarvan ik geloof dat we op het punt staan dat de geschiedenis van het nieuwe testament zich gaat herhalen, maar dan nu voor de hele mensheid.
Door de kennis van goed en kwaad is de vloek van zonde en dood in de wereld gekomen. Als gevolg van deze vloek is de hele schepping dienstbaar geworden aan de vergankelijkheid. De periode van het oude verbond, waarin het volk leefde onder de wet van Mozes, is een schaduwbeeld van de vloek van zonde en dood. Paulus noemt het de ‘bediening des doods’, omdat het niet tot leven, maar tot de (lichamelijke) dood leidt. Zolang de bedekking van de ‘letter der wet’ (het denken in goed en kwaad) aanwezig is, zullen we onszelf en anderen oordelen en veroordelen op basis van de kennis van goed en kwaad. Dit principe van de vloek houdt ons gevangen in het rijk van de duisternis.
Als nu de vloek van zonde en dood en daarmee de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid hét probleem van de schepping – en dus ook van de mens – is, dan ligt het voor de hand dat het bij de verlossing (ons behoud), waarvan we in het nieuwe testament lezen, gaat om de verlossing van de vloek van zonde en dood, inclusief de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid, die het gevolg van deze vloek is.
De schepping zucht en wacht op het openbaar worden van de Zonen Gods (m/v). Waarom? Omdat de schepping zelf ook bevrijd wil worden van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid, hetgeen het geval is bij de Zonen Gods die openbaar worden, aldus Paulus (Romeinen 8:19-21).
Als we de brieven van Paulus, maar ook die van Petrus en Johannes, vanuit dit perspectief lezen, dan komt de verwachting die in al deze brieven doorklinkt, tot leven. Er stond in die tijd iets bijzonders te gebeuren, waar men met grote verwachting naar uitkeek. De tijd was nabij! En dat was de verlossing van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid. Men zou overkleed worden met onvergankelijkheid en onsterfelijkheid. Hun lichamen van vlees en bloed zouden transformeren naar verheerlijkte lichamen, waarmee ze het koninkrijk van God hier en nu op aarde zouden beërven. Met het lichaam van vlees en bloed kon dat niet (1 Korintiërs 15:50). Hun lichamen moesten eerst een metamorfose ondergaan, waardoor ze letterlijk eeuwig zouden blijven leven. Zij zouden veranderen (Grieks: metamorfose) van heerlijkheid tot heerlijkheid (2 Korintiërs 3:18).
Ik geloof dat dit in de tijd van Paulus daadwerkelijk is gebeurd. De openbaar geworden Zonen van God (m/v) zijn in het jaar 70AD, nadat zij (op advies van Jezus) naar de bergen in Judea waren gevlucht (Matteüs 24:15-18), opgenomen in heerlijkheid (1 Tessalonicenzen 4:17). Zij hebben vanuit hun fysieke bestaan een verheerlijkt lichaam ontvangen, zonder de tweede (lichamelijke) dood te zien en hadden dus letterlijk het eeuwige leven. Dat is het goede nieuws van het evangelie! Het koninkrijk van God op aarde.
Jezus verkondigde het koninkrijk dat nabij was gekomen en voor de volgelingen van Jezus destijds is dat koninkrijk van God in het jaar 70AD werkelijkheid geworden. Zij hebben onvergankelijkheid en onsterfelijkheid aangedaan. In de brieven van Paulus klinkt de verwachting naar de verheerlijking van het lichaam van vlees en bloed ook door. In de brief aan de Romeinen zegt Paulus daar het volgende over:
“Want de wet van de Geest des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet van zonde en dood.” (Romeinen 8:2)
“En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont.” (Romeinen 8:11)
“omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is. En niet alleen zij, maar ook wij zelf, wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam.” (Romeinen 8:21-23)
We zijn vrijgemaakt van de wet van zonde en dood, zegt Paulus in vers 2. Dit resulteert in de verlossing van ons lichaam. Niet door te sterven en zo van ons lichaam verlost te worden, maar juist doordat het sterfelijke lichaam levend gemaakt wordt, door de Geest die in ons woont (vers 11). De Geest van God is Christus in ons en die is werkelijk de hoop op de volle glorie van God, de heerlijkheid van de Heer (Kolossenzen 1:27).
“En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd (metamorfose) naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is.” (2 Korintiërs 3:18)
Zodra de bedekking weggenomen is, zal ons fysieke gedaante veranderen van heerlijkheid tot heerlijkheid, ofwel we zullen een verheerlijkt lichaam ontvangen en Paulus heeft het er niet over dat ons (fysieke) lichaam daarvoor eerst moet sterven, sterker nog het zal gaan van heerlijkheid tót heerlijkheid. De verheerlijking komt tot stand door de Here, die Geest is. En ook hier gaat het om Christus in ons, de hoop op heerlijkheid. Christus in ons is de Geest van God, waarvan ons lichaam een tempel is.
“Maar het lichaam is niet voor de hoererij, doch voor de Here, en de Here voor het lichaam. God heeft niet alleen de Here opgewekt, maar zal ook ons opwekken door zijn kracht. Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn? … Maar die zich aan de Here hecht, is één Geest met Hem. … Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? … Verheerlijkt dan God met uw lichaam.”
(1 Korintiërs 6:13-20)
In dit gedeelte laat Paulus zien waar ons fysieke lichaam voor bedoeld is. Om zich aan de Here (Christus in ons) te hechten en één Geest met Christus te vormen. Op die manier verheerlijken we God met ons lichaam. Als die eenheid een feit is, dan hebben we de Geest als onderpand voor onze verlossing ontvangen.
“Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden. God is het, die ons juist daartoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand gegeven heeft.” (2 Korintiërs 5:4,5)
De meeste christenen gaan er vanuit dat Paulus met verwachting uitkeek naar het moment van zijn sterven, om bij God te kunnen zijn. Als we echter goed tussen de regels door lezen, dan komen we tot de ontdekking dat Paulus helemaal niet wilde sterven, maar dat hij vol verlangen was naar het moment dat zijn lichaam niet ontkleed (sterven), maar overkleed zou worden met een verheerlijkt lichaam. En ook hier lezen we net als in Romeinen 8:11 dat het sterfelijke verslonden zal worden door het leven, Christus in ons! De Geest, Christus in ons, is dus het onderpand voor onze verlossing, de verheerlijking van ons lichaam. Dit is de verlossing waarover het hele nieuwe testament spreekt en die verlossing was voor de volgelingen van Jezus destijds aanstaande. Het zou plaats gaan vinden in de generatie die toen leefde (zie Matteüs 23:36; 24:34 en Lukas 21:32).
Petrus schrijft er het volgende over:
“Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht; door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst.” (2 Petrus 1:3,4)
Deel krijgen aan de goddelijke natuur door te ontkomen aan het verderf (waar ons lichaam door de vloek van zonde en dood aan onderworpen was), dat mogen we met recht kostbare en zeer grote beloften noemen! We komen deze belofte ook een aantal keer tegen in het oude testament. Eén voorbeeld:
“Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel, zelfs mijn vlees zal in veiligheid wonen; want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien. Gij maakt mij het pad des levens bekend; overvloed van vreugde is bij uw aangezicht, liefelijkheid is in uw rechterhand, voor eeuwig.” (Psalmen 16:9-11)
Petrus vergeleek de verheerlijking van het lichaam met het ontvangen van de ‘krans der heerlijkheid’.
“En wanneer de Opperherder verschijnt, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven.” (1 Petrus 5:4)
Bij de Opperherder gaat het om de Christus, die in 70AD is ‘verschenen’. De goede herder Jezus van Nazareth heeft zelf ook deze krans der heerlijkheid van de Opperherder ontvangen. Dat is met de opstanding al gebeurd, waarna hij nog diverse keren zichtbaar en tastbaar aan zijn volgelingen is verschenen, maar het is definitief geworden met zijn ‘hemelvaart’. En hiermee kom ik bij één van de belangrijkste oorzaken, waardoor de christelijke kerk niet meer gelooft in de verheerlijking van ons lichaam, zoals dat ons in het nieuwe testament wordt voorgehouden.
Door het dogma van de ‘wederkomst’ verlangen de meeste christenen naar de komst van de fysieke verschijning van Jezus van Nazareth op aarde. We willen Jezus als het ware als een aardse koning terughalen vanuit zijn verheerlijkte staat naar onze duisternis. Terwijl het Gods bedoeling is dat wij vanuit de duisternis worden overgebracht naar het koninkrijk van God. We kunnen deze overgang alleen maken als we de Weg volgen die Jezus ons is voorgegaan. De Weg achter Jezus aan, de Weg die leidt tot de verheerlijking van ons lichaam. Dat is onze verlossing! Daarom wordt er in het boek Handelingen gesproken over de Weg tot behoudenis en worden de gelovigen mensen of volgers van de Weg genoemd.
“Deze liep Paulus en ons achterna, luid roepende: Deze mensen zijn dienstknechten van de allerhoogste God, die u de Weg tot behoudenis verkondigen.” (Handelingen 16:17; zie ook Handelingen 9:2; 18:26; 19:23; 22:4; 24:22; enzovoort).
De belangrijkste tekst die een toekomstige wederkomst van Jezus in een fysiek zichtbaar en tastbaar lichaam zou moeten ondersteunen, kan echter ook op een andere manier vertaald worden.
“En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding; Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, gij zult hem op deze manier (houto) volgen (erchomai), zoals (tropos) gij hem naar de hemel hebt zien heenvaren.” (Handelingen 1:10,11)
Er wordt in het Grieks van dit tekstgedeelte gesproken over op deze manier (houto), hetgeen betrekking heeft op de manier waarop Jezus werd opgenomen in heerlijkheid. De vertaling van het Griekse werkwoord erchomai door wederkomen is gebaseerd op het dogma van de wederkomst. In het Grieks is er echter geen sprake van weder-komen. Bij de vertaling met wederkomen is men er bij voorbaat van uitgegaan dat Jezus zou terug komen van een plek waar hij al geweest is. Als we dit op de ‘hemelvaart’ van Jezus betrekken, dan zou Jezus vanuit zijn verheerlijkte staat weer een zichtbaar en tastbaar lichaam aan moeten gaan nemen. In dat geval is er echter geen sprake meer van houto (op deze manier), maar van een tegenovergestelde manier. Het werkwoord ‘erchomai’ kan ook vertaald worden met iemand volgen. En dat maakt het op deze manier (houto) veel logischer en duidelijker. De leerlingen van Jezus zullen hem volgen op de Weg die hij is gegaan, en dus ook op dezelfde manier waarop Jezus van hen heenging. De tekst gaat vervolgens verder met tropos dat net als betekent. Net als Jezus aan het natuurlijke oog werd onttrokken, zo zullen zij ook een verheerlijkt lichaam ontvangen, een beweging van een zichtbaar en tastbaar lichaam naar een verheerlijkt lichaam en dus niet andersom. Het mysterie van Christus in ons is de hoop op heerlijkheid en die heerlijkheid is dat wij zullen worden ‘opgenomen’ in heerlijkheid in plaats van dat Jezus van Nazareth vanuit zijn heerlijkheid wederkomt in een zichtbaar en tastbaar lichaam. Deze vertaling komt helemaal overeen met de verwachting waarover Paulus en Petrus schrijven.
“die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.” (Filippenzen 3:21)
Door het dogma van de wederkomst geloven de meeste christenen nog steeds dat Jezus van Nazareth eerst terug moet komen voordat men het eeuwige leven kan ontvangen en daarmee is de verwachting naar -, de hoop op – en het geloof in de verheerlijking van ons lichaam van vlees en bloed voor in het hier en nu totaal buiten beeld geraakt. Het directe gevolg hiervan is dat er na 70AD geen (of nauwelijks) voorbeelden meer zijn geweest van mensen die deze verheerlijking hebben meegemaakt. En dat is misschien aan de ene kant maar goed ook. Het zal je maar gebeuren dat je partner of een andere geliefde ineens in heerlijkheid wordt opgenomen en daarmee aan je natuurlijke oog onttrokken zou worden. Persoonlijk geloof ik dat het Gods plan is dat de definitieve ‘opname’ in heerlijkheid als een collectieve gebeurtenis zal gaan plaatsvinden en dus niet één voor één. Ook in het jaar 70AD ging het om een collectieve gebeurtenis van een relatief kleine groep volgelingen van Jezus van Nazareth. Zij waren door de verkondiging van Jezus en Paulus tot (de ware) wedergeboorte gekomen, waardoor zij de Geest als onderpand voor hun verlossing, de verheerlijking van hun lichaam, hadden ontvangen. Jezus van Nazareth had hen het mysterie van ‘Christus in ons’ geopenbaard, het mysterie dat van alle eeuwen (dus altijd al) en van alle geslachten (dus voor iedereen) verborgen was geweest.
“het mysterie, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard aan zijn heiligen. Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit mysterie is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid.” (Kolossenzen 1:26,27)
Christus in ons is voor alle mensen van alle tijden een vaststaand feit geweest, ook onder de heidenen, zegt Paulus. Maar zolang het mysterie verborgen is, zullen mensen niet tot wedergeboorte en dus ook niet tot de verheerlijking van hun lichaam kunnen komen. In het hele oude testament zijn er maar drie personen waarbij dit vermoedelijk wel is gebeurd, dat zijn: Henoch, Mozes en Elia. Van Henoch is het vrij duidelijk beschreven (Genesis 5:24). Van Mozes en Elia geloof ik dat hetzelfde gold, omdat zij bij Jezus op de berg der verheerlijking zijn verschenen. Op die berg onderging Jezus een kort moment als het ware een voorproef van die verheerlijking, hetgeen sterk lijkt op de ervaring die Paulus beschrijft in 2 Korintiërs 12:2-4, waarbij hij voor een moment werd opgetrokken in de derde hemel. Dat uitgerekend Mozes en Elia ook op die berg der verheerlijking verschenen, lijkt mij geen toeval. Van Mozes staat beschreven dat hij niet meer terug kwam van de berg en dat ze zijn graf niet hebben gevonden. God zou hem ‘begraven’ hebben.
“Toen stierf Mozes, de knecht des HEREN, aldaar in het land Moab, volgens des HEREN woord. En Hij begroef hem in een dal in het land Moab, tegenover Bet-peor, en niemand heeft zijn graf geweten tot op de huidige dag. Mozes was honderd twintig jaar oud, toen hij stierf; zijn oog was niet verduisterd en zijn kracht was niet geweken.” (Deuteronomium 34:5-7)
Het bijzondere is dat Mozes met zijn 120 jaar blijkbaar nog in de kracht van zijn leven was. Het ligt niet voor de hand dat iemand die nog in de kracht van zijn leven is, sterft. Dat Mozes op de berg ‘stierf’ en door God ‘begraven’ zou zijn, kon men ook niet weten, want hij is niet teruggekomen. Het gaat hier dus hoogstwaarschijnlijk om een beschrijving van wat er volgens de achtergeblevenen heeft plaatsgevonden.
Wat Elia betreft, die zou door een vurige wagen getrokken door vurige paarden zijn opgehaald door God.
“En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel. En Elisa zag het en riep uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israel! En hij zag hem niet meer.” (2 Koningen 2:11,12)
Ook bij deze beschrijving is het de vraag of we het zo letterlijk moeten nemen als het hier is weergegeven. Letterlijk of niet, het kan heel goed een beschrijving zijn van het feit dat Elia op dat moment vanuit zijn fysieke bestaan is opgenomen in heerlijkheid. Elisa weende over het feit dat Elia was verdwenen.
Frappant genoeg komen we de twee mannen in witte blinkende klederen, naast de verheerlijking op de berg (Lukas 9:30) ook tegen bij de opstanding (Lukas 24:4) en de hemelvaart (Handelingen 1:10), maar ook als de twee getuigen in Openbaring 11. Met name in het laatste gedeelte gaat het zeker om Mozes en Elia.
“En Ik zal mijn twee getuigen macht geven om te profeteren, … Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren (Elia); en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen (Mozes).” (Openbaring 11:3,6)
Waarom worden Mozes en Elia hier de twee getuigen genoemd? Waar zijn zij getuigen van geweest? Ik vermoed van de opstanding en de ‘hemelvaart’ van Jezus. We kunnen daarom met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststellen dat Mozes en Elia vanuit hun fysieke bestaan zijn opgenomen in heerlijkheid en daardoor meerdere keren konden verschijnen (als blinkende engelen) op belangrijke momenten die later in de geschiedenis volgden. Het was ondanks de bedekking die het oude verbond vormde, blijkbaar mogelijk om tot verlossing / behoudenis te komen en dit kwam uiteraard door het mysterie van Christus in ons, dat ook voor Mozes en Elia een gegeven was.
Nadat de wedergeboren volgelingen van Jezus in 70AD zijn opgenomen in heerlijkheid was er niemand meer die het mysterie Christus in ons van binnenuit kende. Paulus heeft er nadrukkelijk op gewezen (vooral in zijn brief aan de Galaten) dat men er voor moest waken om terug te keren naar het vlees en de wet. Dit is helaas al heel vroeg in de kerkgeschiedenis gebeurd. Vanaf 70AD is het mysterie Christus in ons weer verborgen geraakt, waardoor mensen niet meer tot wedergeboorte en dus ook niet tot verheerlijking van hun lichaam kwamen en dat is tot op de dag van vandaag nog steeds het geval. Ik sluit niet uit dat er gedurende de kerkgeschiedenis enkelingen zijn geweest, die net als Henoch, Mozes en Elia onder het oude verbond, wel tot wedergeboorte en verheerlijking zijn gekomen. Er zijn getuigenissen uit de Vroege Kerk die dit lijken te bevestigen, maar het gaat dan om de uitzonderingen die de regel bevestigen.
Alle bevindingen zoals hierboven opgesomd hebben mij op het spoor gebracht van belangrijke parallellen tussen enerzijds een aantal geschiedenissen in de Bijbel en anderzijds de geschiedenis van de hele mensheid. Hieronder eerst een schematische weergave van drie parallel-geschiedenissen uit de Bijbel.
De parallellen zouden nog gedetailleerder uitgewerkt kunnen worden, maar deze weergave laat al zien dat er sprake is van een duidelijk terugkerende geschiedenis, waarbij de reikwijdte steeds groter lijkt te worden.
Deze parallellen en dan met name de geschiedenis van het joodse volk onder het oude verbond kunnen we als een blauwdruk zien voor de geschiedenis van de hele mensheid. God heeft blijkbaar op een bepaald moment in de geschiedenis met een bepaald volk willen laten zien hoe de geschiedenis van de hele mensheid zal gaan verlopen. Op deze manier is Israël tot zegen voor alle volken. In de weergave hieronder is deze parallel uitgewerkt.
Afgezien van de enkele uitzonderingen uit het oude testament, de volgelingen van Jezus tussen het jaar 30 en 70 na Christus en de mogelijke uitzonderingen in de kerkgeschiedenis daarna, is de mensheid tot op de dag van vandaag (tijdelijk) ’ten onder gegaan’ aan de vloek van zonde en dood. Zodra de boodschap van de jonge wijn in nieuwe zakken weer geschonken gaat worden, zullen net als in de begintijd van de christelijke kerk (Handelingen) weer mensen tot ware wedergeboorte gaan komen.
Hiervoor zal de verkondiging van het evangelie volledig moeten worden gereinigd van het zuurdesem van de wet. Bij de eeuwenoude boodschap van vergeving van zonden wordt de wet gehanteerd op grond waarvan de mens tot zondaar wordt verklaard en waardoor men de kruisdood van Jezus als zondoffer nodig zou hebben om vergeving van zonden te ontvangen. Deze voorstelling van het evangelie is in wezen de boodschap van het oude verbond, hetgeen neerkomt op de ‘bediening des doods’.
Zolang we de jonge wijn van het evangelie van het koninkrijk in de oude zakken van het oude verbond blijven schenken, zal het evangelie krachteloos blijven. De jonge wijn moet in nieuwe zakken worden geschonken, wil de verkondiging ervan weer met kracht gepaard gaan! Het is de boodschap die ook Jezus en Paulus verkondigden, een boodschap van onvoorwaardelijke Liefde, radicale Genade en maximale Inclusiviteit. We zullen mensen (en dan werkelijk iedereen!) moeten gaan aanspreken op hun ware identiteit, Christus in ons, in plaats van dat we hen de wet voorhouden, waardoor men zich blijft identificeren met het vlees, de zogenoemde oude mens. De boodschap van het nieuwe verbond is dat mensen net zo Christus zijn, als Jezus van Nazareth, met het grote verschil dat wij het ons nog niet bewust zijn, waardoor we nog naar het vlees wandelen en werken van het vlees blijven voortbrengen.
Door de verkondiging van het evangelie dat vrij is van het zuurdesem van de wet zullen mensen weer tot ware wedergeboorte gaan komen. Zodra dat gaat gebeuren, zal zich – net als in de tijd van Jezus van Nazareth – een generatie gaan vormen die de zogenoemde ‘opname in heerlijkheid’ van de hele mensheid mee zal gaan maken. Het is dan ook de hoogste tijd voor een nieuwe Reformatie binnen de christelijke kerk. Het evangelie van het koninkrijk is werkelijk een geweldige boodschap van hoop en verwachting voor zowel de kerk als de wereld in nood. Deze boodschap zal onder het stof vandaan gehaald moeten worden en de christelijke kerk is van Godswege geroepen om daarin het voortouw te nemen.
“Want het is nu de tijd, dat het oordeel (scheiding aanbrengen tussen vlees en Geest) begint bij het huis van God; als het nu bij ons begint, waar eindigt het dan als wij ongehoorzaam blijven aan het evangelie van God?” (1 Petrus 4:17)
Lees ook de artikelen over Onsterfelijkheid en Eeuwig Leven in plaats van lichamelijk sterven.
Zou je door willen praten over de inhoud van dit artikel?
Schroom dan niet en neem contact met ons op.
Klik hier als je je wilt abonneren op onze Blog / Infomail.
Vond je dit artikel de moeite waard om te lezen, overweeg dan een kleine financiële bijdrage. Het rekeningnummer is NL94 ASNB 0932 1927 50 t.n.v. P. Overduin.
Één reactie op “Eeuwig Leven vanuit het hier en nu, is dat mogelijk?”
Dank voor deze bijzondere studie!